top of page
  • Foto van schrijverJens Vydt

Zd-1

De herfst achtervolgt. Een getuigenis.

    Voor onze eerste editie stuurden wij onze reporter helemaal naar het hoge Noorden in Canada, om er één van zijn eigen personages in volle actie te ontmoeten!


    In het dagelijkse leven is Priscilla Mist onherkenbaar. Mocht men het niet weten, men zou het niet zien. Maar wanneer ziet men haar eigenlijk? En wat valt er niet te herkennen? Wat viel er juist niet te zien? Wanneer men het dan wel kon weten? ‘Excuseer, waar gaat dit juist over?’ vertrekt de lezer het voorhoofd. Toegegeven, na haar verschijning in het boek De schoenen van de Sultan bleven er een aantal zaken onduidelijk. Wij zagen in het aanbreken van de herfst geen betere gelegenheid om het personage zelf aan het woord te laten en dus zochten we haar op in een Canadees natuurpark, volop bezig aan het werk.


    “Ms. Mist, kan ik stellen dat herfst voor u niet zomaar een seizoen is?”


    “Dat klopt. Allereerst duurt herfst bij mij vier seizoenen lang. Het is strikt genomen dus geen seizoen maar een jaar. Dat is op zich dan ook weer niet helemaal juist. Maar daarover misschien later meer. Enfin, reeds in de zomer trek ik naar het uiterste Noorden om daar alles in gereedheid te brengen. Dan is de herfst voor mij reeds begonnen. Tot ik uiteindelijk zo ver in het Zuiden ben doorgetrokken, dat verder zuidwaarts geen verdere betekenis heeft.”


    “Hoogst interessant, iemand zoals u! Betekenis – voor zij die het boek niet gelezen hebben, kan u de lezer nog even zeggen wat u doet?”


    “Ik bezoek ieder jaar het hoge Noorden om er als eerste over de herfst te getuigen. Ik ben er namelijk voor verantwoordelijk. Het is geenszins eenvoudig de herfst te ontlokken, toch ieder jaar opnieuw slaag ik er in. Dan ga ik verder naar het Zuiden. Mijn opdracht zit er op wanneer ik de natuurlijke grens met de cactusvijgen en mandarijntjes heb bereikt. Vervolgens reis ik vliegensvlug naar de Zuidpool om daar hetzelfde te doen, zij het in noordwaartse richting. Kortom ik schenk de wereld dat wat onze taal niet heeft.”


     “En dat is?”


    “Herfsten. Twee per jaar.”


    De kinderlijke opwinding waarin Ms. Mist verkeerd valt niet te miskennen. In een vingerknip is haar aandacht verdwenen. Vervolgens woelt zij verder in de bomen, in takken en struiken, tussen wortels of in de grond. Even denkt men – hier is een menselijke eekhoorn bezig. Herfst is voor haar een pretpark.


    Na haar en haar werk twee dagen in stilte begeleid te hebben wrijft Ms. Mist zich vervolgens in de handen, bij het zien van de eerste, vergeelde boom. “Mijn werk zit er hier op” verteld ze gedecideerd en vertrekt, zoals een kunstenaar met de rug naar het eigen kunstwerk gekeerd, Priscilla Mist met de rug naar haar schepping, enkele honderden kilometers zuidwaarts.


    Priscilla, Pessy voor haar weinige vrienden, is naar eigen zeggen helemaal anders tijdens haar werk dan in het echte leven. Ja, hier valt een buitengewone vreugde en tevredenheid op, maar eveneens uitzonderlijke concentratie en bezieling. Maar, schiet de reporter te binnen, wanneer is het echte leven dan?


    “Het kopt dat ik het hele jaar door werk. Altijd is er wel iets te doen. Al erg vroeg moet men de marters er attent op maken snel nog een vrouwtje te vinden! Padden moet men de weg naar hun winterslaap in poelen voorbereiden. Dan moeten de eiken gemasseerd worden. Andere keren de preien iets toegefluisterd worden. U mag de verantwoordelijkheid ook niet onderschatten. Stel dat ik een langere periode vrij zou nemen en de herfst niet… Ik mag er niet aan denken.”


    De stemming is terstond omgeslagen. Priscilla Mist, die men net nog in de braambessen zag kijken als door een sleutelgat, is plotseling helemaal versomberd. Even lijkt het zo als moest niet veel herfst en somberheid nog ontlokt worden maar was het allemaal reeds daar, in één enkel wezen. Snel wenkt de reporter het gesprek op andere aangelegenheden.


    “Ms. Mist, bij al dit harde en vooral vele werk, neemt u dan nooit ontspanning?”


    “Jawel hoor. In een meer tussen de herfstbomen zwemmen bijvoorbeeld. Eén van de vreugdevolste activiteiten die men in het leven kan ondernemen.”


    “Toch lijkt mij uw job ook niet zonder gevaren. Hoe is uw verhouding tot beren bijvoorbeeld?”


    “Beren?”


    “Ja, begrijpen zij uw werk?”


    “Dat denk ik wel! Ik heb in de vierendertig jaar dat ik dit doe nog nooit één negatieve uitlating of kritiek van een beer ontvangen. En zoals u weet: de dieren liegen niet.”


    Men ziet intussen Priscilla Mist, in holle bomen kijken. Zieke bladeren hun hand vasthouden. Verzwakte teken opnieuw naar gunstige plaatsjes tillen. Uitgeputte bijen bij de bloemen zetten. Septemberse wespen geeft ze een zetje. Ze laat signalen en wegwijzers in vogelperspectief achter voor toekomstige ganzen in V-formatie. Een beukennootje houdt ze als een diamant in het licht. Betekenisvol kijkt ze met een verticale vinger op de lippen. Dan volgt een veelzeggende knipoog.


    Men volgt Priscilla in het Septemberse Canada gedurende twee weken, wat geenszins een eenvoudige opgave is. In de niet alleen vreemde gedachtesprongen (maar tenslotte, probeert men te nuanceren, hoe denkt de herfst eigenlijk?), maar eveneens plotse richtingen die zij uitgaat verneemt men nauwelijks constanten, zij het dan de door haar eerder aangekondigde zuidwaartse richting. Sommige bomen herkent zij van vorige jaren – deze schudt zij de hand. Andere keren staat ze plots stil en kijkt even betekenisvol naar de hemel. Vervolgens slaat ze een kruis. en Ook begint men haar zelfs met Pessy aan te spreken en durft men het aan het gesprek naar een meer persoonlijk niveau te richten.


    “Pessy, ik moet zeggen, van alle jobs heeft u het niet slecht getroffen. U werkt hier in een fantastische omgeving. Het ruikt hier heerlijk naar dennen en bos…”


    “Graag gedaan” roept Ms. Mist vanuit de kruin van een den. “Ik ben er dan ook voor verantwoordelijk.”


    Al verlopen de gesprekken niet altijd eenvoudig... Nog maar de vraag of men van gesprek überhaupt kan spreken. Ms. Mist zit met een vergrootglas in een kruin en antwoordt af en toe wat vanop boomhoogte, wanneer het haar uitkomt. Echter vanop de grond verstaat men haar niet altijd en dat is jammer. Om een uitvoeriger antwoord en nauwkeurigere aanblik van dat interessante werk te bekomen kruipt de reporter in een aanliggende, jonge esdoorn. Hoogst merkwaardig: Priscilla woelt, schudt, wrijft, krabt en duwt in de kruinen, dan aait ze de kruin weer, als streelde ze een knaapje over zijn bol. Soms fluistert ze. Dan roept ze plots en schrikt het hele bos op. Absolute stilte. Na even aarzelen, met twee armen nauw gespannen rondom de stam terwijl het zweet van mijn voorhoofd parelt, peil ik opnieuw naar haar bezigheid. Volgt het gekende spel van vraag en antwoord, maar dan vanuit twee verschillende kruinen. Een interview vanuit de bomen.


    “Anderzijds” gaat ze verder vanuit het topje van een den, “zie ik de dingen nooit in hun voltooiing. De kruinen verroden, ach het oranje van pompoenen, het kraken van de bladeren, de voltooiing in het web van kruisspinnen, gevallen kastanjes op de grond – ik zou ze ook graag eens plots en zomaar aantreffen. Ja, het uitstellen van de voltooiing en het blijvende verdergaan vallen me vaak moeilijk. Dan kom ik tot de ironische vaststelling: maak uitgerekend ik de herfst uiteindelijk wel mee? Maar dan probeer ik me te vermannen. Ik moet, ik verwerkelijk het alles, maar denkt u dat iemand…?”


    “U heeft wel eens het gevoel dat anderen u niet begrijpen?”


    “Jazeker. In het boek bijvoorbeeld wordt gezegd dat ik de herfst achtervolg, maar in wezen klopt dat niet.”


    “Hoe bedoelt u?”


    “Is het niet correcter te stellen dat ik de herfst voorbereidt, ze anticipeer als het ware? Ze neerleg? Om vervolgens te vertrekken. Ja, door bijvoorbeeld in de bomen te kruipen of signalen voor de dieren achter te laten. Van in hun pels tot in de kruinen, ergens moet het natuurlijk beginnen. Maar eveneens op de bodem, in pompoenen of preien – ik werk overal.”


    “Werkelijk overal?”


    Een voorbijganger, mocht die hier in de diepe Canadese bossen al komen, had het als een gesprek tussen twee bomen ervaren.


    “Jazeker. Het beetje zand dat u tussen het groen van de prei vindt, misschien begin ik daar wel mee.”


    “Pessy, is er sinds het boek veel voor jou veranderd?”


    “Heel weinig. De bomen en de groenten lezen niet, ik merk weinig verschil. Ook de dieren hebben het boek niet gelezen. Ik heb er dus niet veel last van.”


    Ms. Mist had me op voorhand vermeld dat ze weinig tijd zou hebben of maken. Een intiem gesprek als dit, tussen de bomen, is zeldzaam. Eén ding gedurende deze twee weken is duidelijk: zij handelt naar een opgave. Men begrijpt haar niet altijd, maar ziet dat zij met iets groots bezig is. Ze heeft het vuur van het heilige moeten in de ogen, de mars van voorwaartse in de benen. Met gemak glijdt zij langs de stam van de den naar beneden, spurt tien meter verder, stampt, shot en brult vervolgens wat in het rond. Ik sla het allemaal gade vanuit de bomen – kan men de herfst wel begrijpen? Met journalistieke curiositeit en interesse cirkel ik vervolgens als een satelliet op voorzichtige afstand rond haar, al gebeurde zowel het afdalen uit de boom als de toenadering tot haar ditmaal iets omzichtiger. Eens zij uit haar rituele extase is weergekeerd, bevraag ik haar opnieuw.


    “Pessy, waarmee bent u hier eigenlijk begonnen? Valt het ooit – te beëindigen?”


    “Sinds dat ik de herfst ontlok, nu reeds 34 jaar, is de herfst nog nooit uitgebleven. Nog nooit! Dat is geen slecht resultaat, niet?”


    Prescilla kijkt even op haar horloge. Vervolgens kijkt ze naar boven en legt een vinger op haar uurwerk. Een blad valt.


    “Perfect synchroon.” “Aldus verder!”


    Het gebeurde als een natuurlijk einde van onze wegen. Later, wat ik op dit moment nog niet weet, wanneer ik opnieuw in België ben en ik haar sporen ook in deze, bescheidenere herfst in Belgisch oktober zal aantreffen, begin ik langzaam met Pessy Mist’s perspectief te sympathiseren, waarin op de voorgrond zich misschien één reusachtig, vallend blad bevindt en op de achtergrond, ergens ver ver weg, misschien wel de minuscule tijd, niet groter dan een klein kevertje, die ieder moment kon wegvliegen. Het blad en de eeuwigheid. Misschien heeft Ms. Mist gelijk. Pessy gaat verder zuidwaarts. Oprecht en dankbaar, met het gevoel iets ervaren te hebben, vraag ik haar nog:


    “Pessy kan u eigenlijk ergens blijven? Kan u het zich voorstellen? Heeft u niet het verdergaan net nodig, net zoals de herfst het verval?”


    “Ik ben zoals datgene ik ontlok – eerst schoonheid, dra treurnis en verval. In het leven is vaak verdergaan de nobelste vorm van liefde.”


    Onze wegen scheidden zich. Het horloge van vallende bladeren is voor het komende jaar opgewonden. Komt men haar op haar route tegen, zou men Ms. Mist als een pelgrim beschouwen, die de seizoenen afstapt. Toch leert men Pessy persoonlijk kennen is het eerder omgekeerd, tot zij uiteindelijk de indruk opwekt dat de bladeren op het ritme van haar voetstappen vallen. Aldus zonk Ms. Mist dieper het continent in, als een anker niet door de zwaartekracht maar door een gravitetisch Zuiden genodigd, in een durend voorgevoel van richting en realisatie, en realiseerde wat zich dra realiseerde – ook dit jaar een eerlijke, in alle kleine dingen ware herfst.




Foto: Uitzicht meteen na Pessy Mist's intrede in le parc national des Hautes-Gorges-de-la-Rivière-Malbaie.



Uit: Zduma. Fictief tijdschrift voor literatuur. Oktober 2019.

Recente blogposts

Alles weergeven

Zd-16

Over schaatsende oermensen, Diogenes in air maxen en waarom de smurfen nooit selfies namen.

Zd-15

Chips als onmogelijk verzet. Over Marx, ringelingsliberalisme en het vastzitten in onze eigen vrijheid.

Zd-14

Rutger Tasman en het zonlicht tussen zijn bronzen armharen. In gesprek over literatuur, Phil Collins en Baudelaire aan't spit.

De nieuwste Zduma meteen in jouw mailbox? Geef dan hier jouw e-mailadres op.

Zduma!

bottom of page