top of page

Zd-14

Foto van schrijver: Sebastian MüngersdorffSebastian Müngersdorff
Zandbank voor Zanzibar. Een interview met Rutger Tasman.

Zoals geweten schuwt de redactie van Zduma zich niet om in het kleine op zoek te gaan naar het grote, om in het particuliere de sporen van het universele te herkennen. Met die opdracht stuurden we deze week onze reporter naar een beloftevol aanstormend literair talent wiens debuut momenteel nog geschreven wordt. Misschien kan deze stem van het ongeboren boek ons wel iets vertellen over de conditie van de literatuur in haar geheel.


Op zijn vraag bezoeken we de jonge schrijver Rutger Tasman bij hem thuis. Het uitgestrekte landgoed waar hij woont, springt meteen in het oog. Op de oprit glanst een zilveren cabrio in de namiddagzon. Na binnenkomst begeven we ons van de ene lichte ruimte naar de andere, elks luxueus en smaakvol ingericht. We zetten ons in de hoger gelegen veranda. Het uitzicht imponeert: langs het zwembad kijk je over de grasvelden tot aan de bosrand waar de vlier in bloei lijkt te staan. De zoete geur waait aan langs de spelingen van de wind. De muur wordt gesierd door een print van Hockney’s Pool and Steps uit 1972.

“Het is denk ik niet de vlier die u ruikt, maar Issey Miyake.”

“Issie wie?”

“Issey Miyake.”

Sorry, it’s me who?”

“L’eau d’Issey. U ruikt niet de vlier maar mijn parfum. Dus dat van de zomerwind en de bloesem kunt u misschien best schrappen.”

“Oh, oké, excuseer.”

“Geen erg. Drink je ook graag een Tom Collins? Vanaf de namiddag kan dat wel vind ik, tenzij je nog moet rijden natuurlijk. De gin geeft focus. Het bruiswater en de citroen houden het hoofd lekker koel.”

“Een Tom Collins, dat is een cocktail?” (knikt glimlachend)

“Ja dat slaag ik niet af.”


Rutger Tasman draait zich om naar zijn huisbar en voor het eerst merk ik op hoe subtiel de plooi in zijn saffiergrijze zomerbroek valt. De haren glanzen brons op zijn gespierde onderarmen. Het wit linnen hemd heeft hij ogenschijnlijk nonchalant opgerold. Het juiste aantal knopjes staat open. Hij zet zijn zonnebril af, als ik me niet vergis een Ray Ban of een Persol. Met rechts glijdt hij door zijn haren, met links giet hij trefzeker en geroutineerd de juiste hoeveelheden gin en citroensap in twee met ijs gekoelde glazen. Na krachtig stirren, vult hij ze tot aan de rand met bruiswater en werkt het geheel af met een schijfje citroen.


“Het is een Serengeti.”

“Toch geen Collins?”

“Tom Collins, neen, mijn zonnebril, een Serengeti. Ik vind hun bruine glazen erg aangenaam. Wil je er een takje rozemarijn in?”

“Geen idee, ja, is dat lekker?”

“Zeker, dat maakt het net iets kruidiger, minder limonade-achtig. Moest je de ingrediënten nadien trouwens willen specificeren, neem altijd een london dry gin, niets te gearomatiseerd, en suikerwater, dat was je nog vergeten, al ben ik daar erg voorzichtig mee. Dan doe je er liever een paar druppeltjes orange bitters in, die geven het geheel wat meer karakter. En de soda, ja, die had je wel. Jij kent duidelijk iets van Hockney?”

“Euh, ik weet het niet, ja, ik schreef er mijn bachelorscriptie over. Pool and Steps is me op de een of andere manier altijd bijgebleven. Misschien omdat het klinkt als de titel van een jazzalbum.”

Giant Steps, Birth of the Cool(een korte stilte) Jazz, ja ik snap het wel, het oeverloze binnen het ommuurde, het mateloze binnen het ritme, water en steen, het artificiële en het natuurlijke, de trappen naar de blauwe godloze hemel van de mogelijkheid, en dan in het midden de sandalen als herinnering aan Empedocles’ sprong in het ongevormde, de lava, de vulkaan. Het is van éénenzeventig (wijst naar mijn Moleskine), maar goed, eigenlijk is het tijdloos.”


Ik voel met betrapt en vraag me af hoe Tasman vanop die afstand mijn notities kan lezen. Om de blos op mijn wangen te verbergen, neem ik een eerste voorzichtige slok van mijn glas. De Phil Collins smaakt verrassend elegant, uitgewogen en toch eenvoudig. Eigenlijk zoals Tasman zelf verschijnt, zijn kleding, de Hockney aan de muur, maar ook hoe hij door zijn zorgvuldig ingerichte veranda zweeft, als een panter die zijn territorium afstapt, een danser.


“Tom Collins.”

“Oh, ja.”

“Elegant hé, voor mij de perfecte drank voor een zomernamiddag als deze.”

“Ja, het smaakt lekker, fris ook inderdaad.”

“Ik heb tijdens mijn jeugd op best hoog niveau gedanst, trouwens. Ik hoor dat inderdaad nog, als ik met choreografen praat bijvoorbeeld, dat je die sporen kunt zien in hoe ik mij beweeg.”


Ik beslis mijn notitieboekje aan de kant te leggen en het open gesprek te kiezen.


“Dat vind ik inderdaad een goed idee. Je neemt het hoe dan ook op, toch? Met je apparaatje daar? Dat spreekt gewoon ook vrijer, zo zonder pen en papier.”

“Euh ja… Goed, we zijn hier dus vandaag om het over jouw debuut te hebben.”

“Mijn pre-debuut.”

“Geen debuut?”

“Eens gepubliceerd natuurlijk wel, maar dan pas kan ik het mijn debuut noemen.”

“Oké, op die manier. Wij als redactie mochten reeds een aantal hoofdstukken lezen. Indrukwekkend, dit niveau, dat zie je niet zo snel bij debu…, euh, pre-debutanten. Scherven onder water wordt de titel?”

“Inderdaad.”

“Ambitieus!”

“Ja?”

“Scherven, het literaire fragment, onder water, iedereen begrijpt dat je aankondigt jezelf te meten met, en misschien zelfs verder te gaan dan, Dostojevski’s Aantekeningen uit het Ondergrondse.

“Wel, dit boek is eerder bedoeld als een eenvoudige literaire thriller. Ik zou liefst zoveel mogelijk lezers willen bereiken.”

“Waarmee je wilt zeggen dat Dostojevski te gesloten schreef?”

“Neen, gewoon dat ik me richt op een breed lezerspubliek. Het boek ambieert spannend en meeslepend te zijn, zonder aan literaire kwaliteit in te boeten.”

“Als lezer van de eerste hoofdstukken voelde ik me inderdaad opgejaagd door een koortsig gevoel dat ook de ‘man uit het ondergrondse’ achterna lijkt te zitten.”

“Ik heb me eerlijk gezegd niet op Dostojevski gebaseerd en ook niet willen baseren. Het verhaal vertrekt simpelweg van mijn ervaringen als onderwaterlasser.”

“Dat was niet verzonnen? U heeft effectief gewerkt als onderwaterlasser?”

“Oh jazeker, deze gespierde onderarmen krijg je niet alleen door cocktails te stirren. (knipoogt) Nee maar ziet u, ik heb gewoon zo goed mogelijk geprobeerd om de sfeer te vatten van wat het betekent om te moeten werken onder een steeds toenemende druk.”

“En daarmee plooit u fijntjes uw ervaringen als onderwaterlasser op die van het schrijverschap? Zeker als je kijkt naar wat het moet zijn voor een aanstormende, beloftevolle debutant?”

“Pre-debutant. Maar ik bedoelde eigenlijk echt niets meer dan het lassen onder water: je hebt uiteraard de druk van het water en het aansluitende duikerspak, het masker, de kou neemt een deel van je ademruimte weg, daar komt nog de beperkte hoeveelheid zuurstof bij, je bevindt jezelf hoe dan ook in een nogal onvriendelijke omgeving met een erg precaire las-temperatuur, er zijn de moeilijke lichtomstandigheden, de wisselende stromingen, het feit dat je je erg moet concentreren om lasfouten te voorkomen en tegelijkertijd moet je voortdurend aandachtig kunnen blijven voor alle duikrisico’s die er sowieso bij komen kijken. Het is dat beklemmende gevoel van dreigend gevaar dat ik in mijn boek heb willen verwerken.”

“En daarin zien we dan inderdaad vooral het contrast tussen enerzijds de beperking, de gevraagde precisie, het ideaal van stabiliteit, en anderzijds misschien wel hét oeverloze, onvoorspelbare en vloeibare element bij uitstek: water. Hockney. Het wordt snel duidelijk dat je langs het onverzoenbare van die twee uitersten onze hedendaagse angsten wilt thematiseren, of toch tenminste het onheilspellende gevoel van controleverlies. De confrontatie met het onmogelijk te houden centrum, het steeds verschuivende brandpunt!”

“Over een brandpunt spreekt men eigenlijk uitsluitend bij laserlassen.”

“Ik bedoelde het denk ik meer metaforisch, maar inderdaad.”

“Onderwaterlassen, en dan specifieker het nat lassen waar ik voor werd aangeworven, dat gebeurt vandaag nog steeds voornamelijk met elektroden, elektrisch dus.”

“Euh, ja, goed, een thriller, Scherven onder water, we mogen waarschijnlijk verwachten dat het verhaal op een gegeven moment kantelt?”

“Daarvoor zult u het boek moeten lezen. (lacht breed) Neen, uiteraard, de dramatische handeling heeft steeds een zekere storing nodig. Ik geef niets weg door dat hier alvast te vermelden. Het is sowieso een erg verarmende ontwikkeling dat zogenaamde spoilers effectief de kijk- of leeservaring kunnen verpesten. Als je bepaalde effecten of ontknopingen nodig hebt om je werk bijeen te houden, dan wil dat zeggen dat het vanaf het begin al pudding was, maar dat geheel terzijde.”

“Het brengt ons eigenlijk wel meteen tot de opmerkelijke ontknoping in uw eigen levensverhaal, meneer Tasman. Mogen we dat zo noemen, uw wending van onderwaterlasser naar schrijver?”

“Pre-schrijver. Vooralsnog is mijn boek niet verschenen. En ik heb dat nooit echt als een ontknoping ervaren, maar goed.”

“Alleszins besliste u op een gegeven moment: ‘Zo, genoeg, vanaf vandaag word ik schrijver?’”

“Wel, ja en nee, het was eerder van moetens.”

“Uit creatieve noodzaak?”

“Oh neen, helemaal niet. Liefst zou ik hier gewoon wat in de zon zitten, op hikes gaan met mijn vrienden, een beetje waterskiën, koken voor mijn vriendinnen en me uitleven in andere genoegdoeningen, maar goed, in deze wereld moet een mens daar blijkbaar stevig wat centen voor hebben, dus vond ik er niets beter op dan grof geld te gaan verdienen met de schrijverij.”

“Dat heeft men zomaar te kiezen?! (hoestbui) Excuseer. (opnieuw hoest) Oh, excuseer, het takje rozemarijn. (hees, hoest ingetogener, tranen in de ogen)

“Oh, dat hoefde je niet op te eten. Dat kleurt gewoon mee het aroma.”

“Even verslikt denk ik. (hoest) Zo, ik hoop dat het er weer uit is, excuseer. (kucht, schraapt de keel)Maar grof geld, meneer Tasman, zoals u reeds zei, u werkt momenteel toch nog aan uw debuut?”

“Mijn pre-debuut. Ja, kijk, als onderwaterlasser op freelancebasis liep de winkel best aardig, maar je moet het daarbij vooral hebben van premies, en die beginnen pas iets voor te stellen als er grote risico’s bij komen kijken.”

“Zoals?”

“Dan heb ik het over zware ladingen, smalle leidingen waar je in moet duiken of bijvoorbeeld sluisdeuren waar je liever echt niet tussen belandt. Dat gevaar is niet min. Je kent de titel van het boek, tel daar het fenomeen ‘knalgas’ bij op en je weet wel ongeveer wat de dramatische wending zal zijn. Maar goed, wat ik wil zeggen: na een tijdje heb je zoveel collega’s verloren dat je beseft dat de kans steeds groter wordt dat jij de volgende zult zijn. Daarnaast zit je meer op boorplatformen en schepen — vandaar die bronzen glans trouwens — dan dat je thuis van de gekochte vrijheid kunt genieten. Op lange termijn zag ik mezelf dat gewoon niet volhouden. Bovendien had ik net deze plek hier gezien. (wijst naar zijn landgoed) Ik was op slag verliefd. Zo’n plaats vind je vandaag niet meer zo gemakkelijk. De infinity pool, die was er trouwens nog niet, die heb ik onlangs laten aanleggen met het geld van mijn voorschot. Daar beneden plan ik een kleine cinema te bouwen, liefst gecompleteerd met een volwaardige Steinway geluidsinstallatie, maar die zijn pittig duur, dus dat zal voor na de dichtbundel zijn.”

“Er komt nog een dichtbundel?”

“Gepland vlak na Scherven onder water. Ik zou dat momentum willen gebruiken als springplank voor mijn dichterschap. Zandbank voor Zanzibar. Zes cycli, negendertig prozagedichten, honderdvijfendertig pagina’s en in totaal duizend zeshonderdzesenzestig versregels. Dat zijn verwijzingen naar de coördinaten, de oppervlakte en het hoogste punt van het eiland. Louter maniëristische

Spielerei, ik weet het, maar ik had zo’n externe beperking nodig om een zomerliefde te kunnen verwerken waarbij ik nogal, ja, hoe zal ik het zeggen, in het zicht van de haven schipbreuk heb geleden.”

“Dat klinkt zowaar nog veelbelovender en ambitieuzer dan Scherven onder water, maar mag ik u hier misschien even onderbreken, meneer Tasman, met alle respect, maar vertelt u me nu dat u als schrijver, pre-schrijver, eigenlijk nog pre-debutant, reeds zoveel geld verdient dat u dit allemaal kunt financieren?” (lacht ongemakkelijk)

“Het is grappig dat u dat zegt. Ik bots telkens weer op die verbazing. Men onderschat vandaag blijkbaar nog steeds dat literatuur, en dan voornamelijk poëzie, vooralsnog één van de laatste lucratieve sectoren is waar je eigenlijk met verwaarloosbare moeite erg snel de nullen op je bankrekening kunt zien toenemen. Een heel stuk stabieler dan spelen op de beurs, bijvoorbeeld. Het zogenaamde ‘digitale tijdperk’ heeft natuurlijk voor veranderingen gezorgd: de transitie van papier naar het scherm, of het feit dat door sociale media elk boek moet worden gedragen door een zo spectaculair mogelijke biografie — Barthes of Foucault zouden er de schurft van krijgen. Maar zulke kleinigheden zijn niet meer dan dunne krasjes aan de oppervlakte. Het geld blijft gelukkig onveranderd binnen regenen.”

“Euh, neem me niet kwalijk, meneer Tasman, mag ik misschien zo vrijpostig zijn, over welk geld spreekt u dan precies? Ik vraag dit uiteraard vooral met ons nieuwsgierig lezerspubliek indachtig, maar uw boek moet toch nog verschijnen? Heeft u bijvoorbeeld al een uitgever?”

“De schrijvers zullen mij het ongetwijfeld kwalijk nemen dat ik dat hier zo publiekelijk zeg, maar ik wil toch ook even een en ander rechtzetten. Schrijvers houden er nu eenmaal van om de dingen anders voor te stellen dan ze eigenlijk zijn.

“Omdat ze fictie schrijven.”

“Neen, simpelweg door bijvoorbeeld op café met een lauwe pint in de hand te gaan lopen verkondigen dat ze krap bij kas zitten, moeite hebben om rond te komen, nog steeds wachten op een passend statuut in de personenbelasting, dat ze jobs moeten jongleren om rond te komen, dat er te weinig subsidies zouden zijn, dat ze daardoor te weinig tijd hebben om hun eigenlijke bestemming te volgen, dat ze de ene lezing na de andere moeten geven zonder echte verloning, louter in ruil voor zogenaamde exposure en een tafeltje waar ze mogen proberen hun werk te verkopen aan de tien aanwezigen van de literaire avond. (Op dreef.) Dat ze zogezegd vijf jaar aan een boek moeten werken zonder iets te verdienen, wat gewoon schrijversjargon is voor ‘dutjes doen’. Een farmagigant verdient nochtans ook geen ene cent aan het medicijn dat nog in de testfase zit. Maar dan klagen die schrijvers wel dat zodra ze geld beginnen te verdienen, hun inkomsten worden beschouwd als jaaropbrengst. Dat ze daar met andere woorden volledig op worden belast. Het klopt uiteraard dat in het huidige systeem de totaalomzet niet terugwerkend kan worden gespreid over de jaren die het schrijven van het boek hebben gekost. Maar moet je daar dan van wakker liggen terwijl je slapend rijk wordt? De wijnboer is toch ook niet belastingvrij tijdens de jaren dat de wijn nog in de kelders ligt te rijpen? Het is vandaag voor iedereen erg gesteld, maar, toeval of niet, al die schrijvers vergeten wel even mooitjes te vertellen op wat voor een fortuin ze eigenlijk zitten.”

“Oké, ik denk dat ik het stilaan begin te begrijpen. U hebt het dan over de rijkdom van de literatuur?”

“Neen, echt gewoon over de bergen goud.”

“Zoals Balzac zei: ik verander de modder van de realiteit in gou…” (wordt onderbroken)

“Neen, letterlijk, centen, dikke poen, doekoe, floes, bread, doh, donnies, scrilla. Ze voeden het skeer narratiefje, de arme kunstenaar met sjofele kleren en lege zakken, terwijl ze eigenlijk allemaal loaded zijn. Wil je nog een Tom Collins?”

“Dat zeg je nu om te provoceren? En ja, lekker, doe maar, misschien met een takje vlier deze keer?”

“Als je fruitig wilt, kan ik je een framboos geven. De combinatie van vlier en gin heeft een giftig effect in de maag, niets levensbedreigends hoor, maar je kunt er wat krampen van krijgen. Een scheutje vlierbloesemsiroop in de plaats van suikersiroop, dat kan ik misschien wel doen? Deze heb ik vorige week nog gemaakt van de eerste oogst.”

“Klinkt heerlijk!”

“En je bedoelt Baudelaire denk ik hé? B en A met ergens een L, ik snap de verwarring, maar moest hij het horen, verwisseld worden met een realist, het zou een zicht zijn daar in het graf. Als een kip aan’t spit. Van al dat omdraaien bedoel ik, symbolist tot in de kist, maar dat is het punt hier niet. In tegenstelling tot wat ze zelf voortdurend zelfgenoegzaam verzinnend in het rond bazuinen, zouden schrijvers eigenlijk hoger belast moeten worden.”

“Excuseer mijn verwarring, ook excuses aan Baudelaire en Balzac zaliger, dat gebeurde in the heat of the moment, vrees ik. Als u ermee instemt, schrijven we dat er nog uit, uit de finale versie. Maar als ik u dus goed begrijp, baden de schrijvers in de overvloed van de taal, bezitten zij een veelvoud aan woorden, mogen zij onbeperkt putten uit het erfgoed van de geschreven overlevering, deelnemen aan het eeuwige gesprek dat de mensheid met zichzelf voert. Zoals de onderwaterlasser, de duistere elementen trotserend, misschien wel de laatste hedendaagse incarnatie van Nietzsche’s toller Mensch, niet gewapend met een lantaarn maar met de lichtkegel van het prometheïsche lassersvuur, the crack in everything, de arbeider in duikpak, eenzaam als de octopus onder het zeeniveau, het metamorfosewezen bij uitstek. Het zijn de schrijvers die de onbetaalbare rijkdom genieten om zich in verschillende werkelijkheden en zelfs tijdperken tegelijkertijd te kunnen begeven. Ze hebben misschien zelfs het privilege om ongebonden met hun eigen identiteit aan het spelen te gaan? Te overleven door kwetsbaar te zijn? De truc van de dichter, de truc van de octopus: verdwijnen in een vlek van inkt.”

“Maar nee, stop toch eens met zogenaamd literair te doen! Dat is precies die romantische schrijversideologie die probeert te verhullen dat er achter de zogenaamde one percent nog een zero point one percent schuilgaat. Namelijk, de schrijvers.”

“Die de taal bezitten waarmee ze de werkelijkheid kunnen heruitvinden?”

“Neen, die als nul komma één procent, negenennegentig komma negen procent van alle rijkdom bezitten.”

“Letterlijk, bijna de gehele woorden-schat.”

“Maar wat is hier nu eigenlijk zo moeilijk?! Kunnen we ophouden met in zulke onnodige metaforen te spreken?”

“Is dat niet net dé les van de literatuur, dat je niet voorbij de metafoor kunt denken zonder in nieuwe metaforiek te belanden?”

“Kijk, ik schrijf om den brode (drinkt zijn Phil Collins in één teug leeg) de tuinman moet betaald, het zwembad verwarmd, en ik had de onderhoudskosten en de taxatie van zo’n oude jaguar eerlijk gezegd nogal onderschat. Er moet geld in het laatje, dat zeg ik maar. En ik ben lang niet de enige. Als die les van de literatuur mij één ding heeft geleerd — en ook al gooi ik nu misschien m'n ramen in, wil ik niet geheel tegen mijn eigen winkel spreken —, dan is dat het eigenlijke grote geld bij de schrijvers zit. In tegenstelling tot de meesten, ben ik simpelweg niet te gierig om eerlijk te willen bijdragen aan een systeem dat probeert zo fair mogelijk te zijn voor iedereen.

Het grote nadeel is alleen dat als je schrijvers zou willen belasten in verhouding met hun inkomsten, zij op elk moment kunnen verdwijnen in een pseudoniem, of in hun deeltijdse job die ze zogezegd moeten uitoefenen om rond te komen. Ik ken er verschillende die hun huis, hun bezittingen, maar bijvoorbeeld ook hun bankrekeningen, volledig op naam van hun partners hebben gezet, precies zodat de staat nooit aan hun echte fortuin zou kunnen raken.”

“Om den brode, het laatje, lessen leren, tegen de eigen winkel spreken, groot geld, verdwijnen in een pseudoniem, rondkomen, op naam staan van, het raken aan een fortuin, u moet toegeven, dat zijn nu toch ook heuse metaforen waarmee u zichzelf probeert uit te drukken?”

“Ze wisselen van naam, ze doen alsof ze eigenlijk geen schrijver zijn maar lessen Godsdienst of Zedenleer moeten geven. Dat bedoelde ik. Soms hoor je ook wel eens Nederlands. Frans of Duits wordt steeds zeldzamer en andere vakken kom je eigenlijk niet meer tegen. Eén keer iemand die pretendeerde lessen Aardrijkskunde te geven, maar goed, zijn werk was even onhandig als een atlas, dus dat kon je bezwaarlijk een schrijver noemen. Kijk, en zo leid je het gesprek wel weer fijntjes af door te gaan lopen jammeren over vaste benoemingen, vervangopdrachten, en de Kaffeeklatsch in de leerkrachtenkamer. Dan heb ik het nog niet gehad over de exemplaren die klagen dat de boekenwinkel waar ze deeltijds aan de kassa zitten, de meeste opbrengst haalt uit postkaartjes en roddelbladen.”

“Ja dat snapte ik, maar ik wilde het graag hebben over de onmogelijke stap uit de metafoor.”

“En daar zit dus het probleem. Zodra je schrijvers wilt belasten op wat ze echt bezitten, wisselen ze van gedaante, of veranderen ze hun naam en beweren ze niets te hebben. Wat dat betreft, is het ‘bijzondere statuut voor schrijvers’ een geniale stap in diezelfde richting. Zo kunnen zij een zogenaamd ‘reëel statuut’ claimen, dat van de arme schrijver, daar allerlei belastingvoordelen en subsidies uit halen, terwijl de eigenlijke realiteit bedekt wordt, namelijk, dat als het er op neerkomt, de schrijvers de breedste schouders hebben.”

“De brede schouder van het boek, de turf, de harde kaft, het verzamelde werk op de boekenplank. Hard core en hardcover.

“Maar neen, simpelweg omdat zij de meeste lasten kunnen en ook zouden moeten dragen.”

“Omdat zij er niet voor terugdeinzen om dicht bij de afgrond te leven, existentiële uitdagingen in de ogen te kijken, een werk uit de leegte te slepen. Ze zijn dus weerbaarder dan anderen tegen de spelingen van het lot?” “Neen, luister, letterlijk omdat zij het meest fortuinlijk zijn.”


In de verte galoppeert een kudde paarden door het weiland, ze komen tot stilstand bij de bosrand en beginnen te drinken.

“Excuseer, ik was afgeleid, dat beeld moest ik toch even opschrijven. Is er daar water?”

“Er stroomt een riviertje, ja, in de zomer kun je er zelfs vissen op forel, erg lekker, gerookt op de barbecue, of gewoon in de zoutkorst, beetje citroen erbij, veel meer heb je niet nodig als hij zo vers is. De paarden komen er ook graag. Bent u een dierenliefhebber?”

Rutger Tasman fluit kort op zijn duim en wijsvinger. Voordat ik het besef staan er twee goudglanzende labradoodles voor me en kijken me uitnodigend aan.


“Dat zijn Shadow en Fox, twee Welsh Terriers. (wijst naar mijn Moleskine) Je zou er hoe dan ook goed aan doen om dat poëtische beeld van de dichter los te laten.”

“Euh, juist ja, we hadden het over het grootste fortuin.”

“In de meest letterlijke zin.”

“Want de schrijver mag dagelijks luisteren naar het fluisteren van de stilte en vanuit dat niets, alles nieuw creëren, eindeloos scheppen, de bestaande wereld hertekenen in het licht van de ongeschreven mogelijkheid.”

“Daar gaan we weer.”

“Ik begin die gedachte een beetje beter te begrijpen denk ik. Vanuit de stilte komt de klank, vanuit het witte blad, het woord. De schrijvers houden zich schuil onder de wateroppervlakte, maar met hun vuur breken zij de wereld zoals wij die aan land kennen, volledig open, Scherven onder water. Die laag van uw literaire thriller zie ik nu voor het eerst, excuseer, dat bewijst toch weer het belang van deze interviews... Het gaat hier dus eigenlijk over verdoken meerwinsten die zich niet eens numeriek laten vatten. Nul maal honderd blijft wiskundig gezien nul, nul maal duizend, nul maal honderdduizend… Meneer Tasman, neem me niet kwalijk, dit wil ik toch ook nog even opschrijven.”


De dichter doet niet meer dan het woord toevoegen aan de stilte. Het woord, louter inkt op papier, zelf betekenisloos, leeg, en toch geeft die vermenigvuldiging, nul maal nul, of die som, het is maar hoe je het kruisje kantelt, +, ×, een oneindig resultaat. Dostojevski, twee keer twee hoeft toch geen vier te zijn, meneer?!


“Zo, excuseer, ik begrijp nu pas ten volle wat u al die tijd probeert te zeggen.”

“Dat gevoel heb ik eerlijk gezegd niet.”

“Zodra macro- of micro-economen weet zouden krijgen van dit soort meerwaarde, of erger, als de overheidsinstanties dit — ja, we hebben hier een nieuwe term voor nodig, dit is niet geld wit wassen, dit is schromeloos het witte blad zwartwassen, met spreekwoordelijke miljoenenwinsten tot gevolg, het grote fortuin, de literaire graaicultuur — als die zou worden belast, ja dan zou dat het einde betekenen van de literatuur zoals wij die vandaag kennen.”

“Ik snap niet wat u aan het zeggen bent.”

“Ja, excuseert u mij, weer maar eens, ik spreek misschien nogal in het klad. Ik probeerde eigenlijk alleen maar de rijkdom waarover u het hier heeft, in mijn eigen woorden te herformuleren.”

“Die dikke bankrekeningen van schrijvers die hun geldsommen verbergen door verhaaltjes te verzinnen over hoe zij maar niet aan het schrijven van hun eigenlijke levenswerk toekomen?”

“Proteus’ metamorfosen, de sandalen van de schrijver die niet thuis is, het schroeiende vuur van Prometheus, de alchemie van de dichter, inderdaad.”

“Ik heb de indruk dat ik u volledig kwijt ben geraakt.”

“Ja, ik duizel er zelf ook nog even van. U plaatst de dingen in een geheel ander daglicht. Wat een pre-debuut! Een erg helder daglicht! Begrijp me dus zeker niet verkeerd, ik denk zoals het onder water van uw elektroden moet schijnen, ik had het alleen nog nooit zo bekeken.”

“Ik hoop dat u beseft dat ik vooral bedoelde dat de schrijvers hun reële financiële situatie voortdurend in een vals daglicht stellen? Ik bedoel, kijk naar mij, alleen probeer ik er nu iets aan te doen door u hier op het landgoed uit te nodigen en er zo open mogelijk over te spreken.”

“Ik zie het duidelijker dan ooit tevoren!”

“Oké?”

“Een fortuin vindt haar realiteit pas in het geschreven woord.”

“…”

“Ik ga deze indrukken eerst even moeten verwerken, vrees ik. Is dat dan die vlierbloesem in de tweede Tom Jones?”

“Collins.”

“Collins?”

“Tom Collins.”

“Juist, ja. Als u het niet erg vindt, ronden we hier misschien best ons gesprek voor vandaag af? Dit is hoe dan ook voldoende materiaal voor minstens twee artikels.”

“Wilt u niet nog een even een duik nemen in het zwembad? De watertemperatuur zit mooi rond de achtentwintig graden?”

“Oei, dan vrees ik helemaal kopje onder te gaan. Mag ik u misschien gewoon aller uitvoerigst bedanken voor deze verrijking, en dat zeg ik werkelijk zo oprecht mogelijk, ook alvast in naam van onze trouwe lezers. We kijken erg uit naar uw pre-debuut.”

“Tegen dan hopelijk mijn debuut. En de dichtbundel volgt snel.”

“Ja, ja, debuut, en Zanzibar, ja, wel bedankt.”





Recente blogposts

Alles weergeven

Zd-16

Over schaatsende oermensen, Diogenes in air maxen en waarom de smurfen nooit selfies namen.

Zd-15

Chips als onmogelijk verzet. Over Marx, ringelingsliberalisme en het vastzitten in onze eigen vrijheid.

Zd-13

Na Fake News is er Fake History - een hedendaagse vorm van geschiedschrijving.

Commentaires


De nieuwste Zduma meteen in jouw mailbox? Geef dan hier jouw e-mailadres op.

Zduma!

  • facebook

©2021 Zduma

bottom of page